<<< Terug

Stilgezet

Ze vroeg zich af hoe het zou zijn en daar ging ze weer.

Ergens halverwege bleef ze hangen. Of hangen, ze bleef zweven. Eerst stil, zich afvragend wanneer de tocht verder zou gaan. Niets bewoog, niets om haar heen, noch zijzelf.

Daarna, toen duidelijk werd dat er van geen kant aanstalten werden gemaakt om duidelijkheid in de zaak te brengen, probeerde ze haar vingertoppen te bewegen. Zachtjes, alsof ze gevaar liepen.

Er vloog een ademtochtje tussendoor. Ook meende ze iets van een tinkeling te horen, ergens om haar heen, ergens, ergens.

Ook haar ogen leken stil te staan. Of was het haar uitzicht dat stil stond? Of stilhing, zoals ze zichzelf nog steeds voelde.

Toen ze toegaf aan haar positie, hoorde ze zichzelf lichtjes ademen, en dat stelde haar gerust. Ergens, ergens in dit ergens, snoof Vivioen hoorbaar, blijkbaar ook in deze nieuwe situatie beland. Ze ontspande zich en liet haar hoofd van de ene naar de andere kant zweven, om alles in zich op te nemen. Haar hoofd en borst voelden tintelend en wakker, haar armen waren wijd uitgespreid, klaar voor alles in dit ergens.

Om haar heen voelde ze kleur, en kleur gemengd met andere kleur, warm en helder. En ze voelde zich niet alleen. Haar lichaam was kleur.

Ze werd zich gewaar van een lente-achtig briesje, dat recht in haar gezicht woei. Het briesje maakte dat tinkelende geluid leek het, telkens wanneer het in aanraking kwam met iets in dat ergens. Er waren vele tinkelingen en ze maakte eruit op dat ze niet de enige hier was, integendeel, het leek wel een feest van tinkelingen.

Opeens voelde ze een koelte in haar nek, en ze merkte, alsof ze ogen van achteren had, dat haar haren horizontaal naar achteren zweefden. Dus toch! Ze was in beweging, ze zweefde, of misschien wel vloog, vooruit, recht vooruit, de tinkelingen in en aan de muziek te horen waren er velen die vlogen. Ergens hier in dit hier, in dit ergens, kon ze Vivioen ruiken, en ze kon zelfs voelen dat Vivioen haar voelde voelen. Zo goed waren ze bevriend geraakt, of zo bekend was het hier, en zo speciaal.

Ze genoot van dit hier, dit ergens tussenin. Soms voelde ze zich versnellen en schoot ze weg, vooruit, altijd vooruit, haar hoofd als een licht dat alles gewaar was. Dan weer verstilde ze en concentreerde zich op haar gehoor en geuren, de wind op haar stralende wangen. Vivioen was altijd nabij en ze vroeg zich af, of hij niet wat gras moest hebben. Zijzelf voelde zich niet hongerig echter, dus hield ze op zich zorgen te maken, vóór Vivioen haar zorgen kon gaan voelen, en misschien wel honger zou krijgen. Dat konden ze hier nu niet gebruiken.

Haar tocht leek eindeloos, naar binnen en naar buiten. Of ze bleef waar ze was of zich duizenden kilometers verplaatste, deed er niet meer toe. Ze was er.

En ze wilde het meenemen.

Haar ogen, die als lampionnetjes waren, sloten zich. En ze keek d¢¢r, en ze zag het hier, ditzelfde ergens. Ze kon het meenemen.

Ze maakte een gebaar alsof ze de manen van Vivioen zag, en greep ze vast. Het was goed te grijpen wat ze al eens eerder had gevoeld, en ze hees zich op zijn rug.

En plotseling was daar die wind. Alsof alle tinkelingen tegelijk klonken, vlogen ze vooruit, een staart van gouden haren achter zich latend.

Dwars door de muziek vlogen ze en lieten dit "ergens" achter, en namen dit "ergens" mee.

Ze kwamen boven, boven waar ze hadden gehangen uit, en hadden honger als nooit tevoren. Ze zette Vivioen en zich zelf een maal voor. Zo aan tafel zittend leek het avontuur langzaam weg te glijden. Maar ze wist dat ze genoeg had om over te dromen, zeker een week lang.

 

<<< Terug