<<< Terug

Leven

Leven, door Lilian van Bennekom

Het bleef komen. Het dreef, of het zweefde, en het kwam terug of ging maar door. Het bleef hetzelfde of het was het volgende. Het dobberde, het zwom of het vloog. Of alles tegelijk. Of na elkaar. Het gebeurde.

En het gebeurd. Ze was erin, ze is erin. En het dobbert, zweeft of vliegt door en weer en weer, almaar door. Het nodigt uit en neemt uitnodigingen aan, doet alsof het uitgenodigd is, verstaat alles als een uitnodiging. Het tooit zich in kleur en ook weer niet, het tooit zich de kleur die je ziet. Het wuift, en het wiegt, het kronkelt, maar bevallig, het is er met allen tegelijk en nooit teveel, altijd genoeg, om niet genoeg van te krijgen. Het spint en dribbelt binnen, en is al binnen voor buiten bestaan vindt. Het zit er allemaal in, steeds weer, in alle hoedanigheden, op elke manier, en het is zo je wilt.

Ze ziet het zoals ze kijkt, en zo komt het. Bolrond, sierlijk en fraai van kleur, helder van aankomst en blijft. Het blijft. Ze ademt het leven in en erdoor. Het verzamelt zich in haar, rangschikt en golft het zachte gonzen, van alles met alles. Kleur bruist in bubbels zacht een weg. Een rivier neemt haar mee naar waar ze altijd is.

 

<<< Terug